Grammatica, van spelling tot ontleden
De grammatica van de Nederlandse taal wordt door veel mensen als moeilijk ervaren. Om inzicht te krijgen in de grammatica zijn er regels op het gebied van spelling, functies van woorden en opbouw van zinnen. Wanneer schrijf je een vervoeging van een werkwoord met een d, t of dt? Welke functie heeft een woord in een zin? Welke woordsoorten zijn er?
Werkwoorden vervoegen
Om een werkwoord te vervoegen ga je altijd uit van de stam van dat werkwoord. Er bestaan een aantal ezelsbruggetjes om te leren of er na de stam een d, t, of dt achter moet komen. Soms kun je er achter komen door een ander werkwoord te gebruiken, waarbij je het uit de klank kunt halen. In de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.), onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) en voltooid verleden tijd (v.v.t.) kun je gebruik maken van
't kofschip of
't fokschaap.
Redekundig ontleden
Het is van groot belang te weten wat de functie is van woorden in een zin en wat de relatie is tussen die woorden. Door zinnen te ontleden krijg je inzicht in de betekenis en samenhang van zinnen. We noemen dit redekunig ontleden. Elk woord heeft een bepaalde functie in een zin. De verschillende functies die woorden kunnen hebben zijn:
- Persoonsvorm
- Onderwerp
- Gezegde
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
- Bijvoeglijke bepaling
Taalkundig benoemen
Woorden in zinnen zijn ook in te delen naar woordsoort. Dit wordt taalkundig benoemen of taalkundig ontleden genoemd. De verschillende woordsoorten waartoe een woord kan behoren zijn:
- Werkwoorden
- Zelfstandige naamwoorden
- Lidwoorden
- Bijwoorden
- Bijvoeglijke naamwoorden
- Voegwoorden
- Voornaamwoorden
- Tel woorden
- Voorzetsels
- Tussenwerpsels